Categorie archief: Boeken

Een poepvlieg met smetvrees

Sinds vorige week heb ik een favoriete vlieg, genaamd Evert-Jan.

Dat kwam zo.

A long time ago in a galaxy far, far away passeerde ik bij een beginnend huisartsenkoppel. Hij was kalend. Zij niet. Het moet enkele jaren nadat ik zelf mijn diagnose had gesteld geweest zijn, rond 2006. Alta Vista was (net zoals Google nu) geen dokter, maar wat ik las, maakte duidelijk wat er aan de hand was. Meer nog: aan twee handen. Ik was radeloos.

Mijn dwanghandelingen werden erger en erger en dreven niet alleen mezelf, maar ook mijn vriendin tot absolute waanzin. De man die met weinig empathie de wanhoop aanhoorde, schreef me sertraline voor, een antidepressivum met een molaire massa van 306,229 g/mol en een kookpunt van 907,7°C. Maar dat terzijde.

De dosis die ik voorgeschreven kreeg was net genoeg om alle bijwerkingen te voelen, maar geen enkel angstig gevoel de kop in te drukken. Duizeligheid ging gepaard met een enorm droge mond waardoor ik constant naar de koelkast moest lopen om drinken te halen en ik keer op keer mijn handen moest wassen vooraleer ik weer verder kon. Net het omgekeerde van wat ik met de medicatie voor ogen had. Ik was eraan voor de moeite en hield het al snel voor bekeken.

Het alternatief werd een gedragstherapeute die de grootste onzin uitkraamde. U-ren tijdverlies. Wat ik na drie jaar bereikt had, bleek uiteindelijk het resultaat van mijn eigen kracht. Niets meer en niets minder. Ik was best trots. Tevreden ook. De psychologe iets minder. Zij kon geen genoegen nemen met het bereikte status-quo (ik boekte geen vooruitgang meer) en verwees me intern door naar de psychiater, een dame die me na vijf minuten gesproken te hebben opnieuw aan de pillen wou krijgen. Ik bedankte vriendelijk en trok daar de deur achter me toe. Voorgoed.

Ik moet op dat moment ook wat last gehad hebben van betweterigheid, want ik besloot om het vanaf dan het allemaal zelf wel klaar te spelen, zonder de hulp van medicijnen en zielenknijpers. Ik had een betere oplossing: boeken.

Helaas ging de motivatie om de confrontatie met mijn ziekte aan te gaan in die jaren samen met het probleem uit de weg te willen gaan. En zo kom je nergens. Dat had ik nog niet door toen ik het boek Freedom from obsessive-compulsive disorder. ‘Personalized recovery program for living with uncertainty. van Jonathan Grayson kocht. Want een boek, dat zou me pas écht helpen, dacht ik. Boeken zijn een grote liefde van me. Ik hou ervan hoe ze mijn interieur vorm geven. Hun diversiteit, zowel vormelijk als inhoudelijk kunnen mij uitermate bekoren. Daar zou ik de sleutel vinden.

Als ik verder geraakt was dan pagina 2 wel ja. Ik kocht het boek op vakantie in 2007 bij Borders op Penn Plaza in New York. Dat ik op mijn bestemming geraakt was, mag al een mirakel heten. De stress om ergens te geraken was (en is nog steeds) ondraaglijk. Zo kon ik tijdens de transatlantische vlucht bv. niets eten of drinken. Niet o.w.v. problemen met de catering, maar door een ontsporende ziekte die mij controleerde i.p.v. omgekeerd. Het is de kwaadwillige dirigent die pretendeert de maat te slaan maar in feite met zijn baton wild in het rond zwaait en het orkest doet verzeilen in een repetitieve kakofonie met slechts één resultaat: gesprongen trommelvliezen bij het publiek.

Maar ik dwaal af. Ik kon niets eten of drinken op de 8 uur durende vlucht. Waarom? Samengevat: ik kan geen glas met drinken, mes of vork vastnemen zonder nadien mijn handen te moeten wassen. Ik kan geen hap van mijn boterham nemen zonder nadien mijn handen te moeten wassen. Ik kan geen formulier invullen zonder nadien mijn handen te moeten wassen. Ik blokkeer wanneer de mogelijkheid mij ontnomen wordt. Ik kan niet meer functioneren omdat ik met mijn handen nadien niets anders rondom mij durf aan te raken, mezelf incluis. Geen streling door mijn haren. Geen aanraking aan de dij van mijn vriendin. Het is de handen voor me in de lucht houden. Ironisch, cause we were airborne, baby. Zelfspot, de beste vorm van zelfkennis.

Handen wassen op een vliegtuig is niet evident. Zeker niet wanneer je weet dat het bovendien veel tijd in beslag zal nemen en er ongeduldige wachtenden achter je zijn. Je bent opgejaagd wild waardoor alles misloopt. De reis dateert uit een tijd dat mijn teldwang maakte dat ik al gauw 10 minuten besteedde aan het hele wasritueel. Enkel om mijn handen te wassen. Veel schuimende zeep, vinger voor vinger wassend, 3 x 120 keer. Oei… Wel juist geteld? Twijfel twijfel. Opnieuw dan maar. Dat alles dan ook nog eens in een vliegtuigtuigtoilet waar je alle moeite moet doen om water uit het kraantje te krijgen en je nauwelijks bewegingsruimte hebt.

Nu goed, dat boek. Ik kocht het. Ik las er twee pagina’s in en dat was het dus. De enige functie die het al de jaren nadien had was stof vergaren op het nachtkastje, want daar bleef het liggen, dag na dag. Ik hoefde het glas niet te breken in geval van nood. Het lag voor het grijpen. En toch nam ik het niet vast. Uiteraard was de nood groot, maar ik vond de moed niet om het terug open te slaan. Ik dacht dat het geen oplossing zou bieden en raakte het nooit meer aan tot een recente verhuis. Was het té confronterend? Je wil ook geen olie op het vuur. Lezen over potentieel nieuwe rituelen waar je eerder nog niet aan gedacht had en die je willens nillens implementeert. Ik mag er niet aan denken. Maar beter geen boeken over OCD meer voor mij dus.

Of toch?

Op onbewaakte momenten zoek ik vaak net dat wat ik niet onder ogen wil komen. Zo typte ik in het leefbaar maken van mijn eigen lijden de voorbije week ‘boek smetvrees’ als zoekterm in op Google. Het onderbewustzijn is sterker dan je denkt. En de verrassing was groot.

Mijn oog viel op een kinderboek van Pépé Smit, getiteld ‘Evert-Jan, een poepvlieg met smetvrees’. Hoe fantastisch is dat! Een ziekte die je met hand en tand moet uitleggen aan mensen waarna ze nog altijd even onbegrijpend en verbouwereerd de ogen uit hun kopen kijken als onderwerp van een kinderboek! Ik hield het niet voor mogelijk.

Vlug het winkelmandje in waarna het enkele dagen daarna helaas niet in de brievenbus belandde, maar op de arduinen dorpel aan de voordeur. Ik krijg het er van. Toch kon het de pret niet drukken. Ik haalde mijn techniek boven om de dikke kartonnen envelop zo te scheuren dat niets van het boek in contact kwam met de buitenkant, noch mijn vingers, liet het boek uit de envelop glijden omdat ik het niet wou aanraken met mijn handen die de envelop die een paar seconden eerder op de grond stond, vast hadden. Want de envelop was daardoor vuil en mijn handen die de envelop vast namen op hun beurt ook, waardoor ik het propere boek vuil zou maken door vuile vingers. En dan zou ik het nergens meer kunnen leggen tenzij op een plaats: in de vuilbak. Dat zou zonde zijn. Ik had het nog maar 5 minuten.

Ik heb nog nooit zo’n intiem portret van een vlieg onder ogen gekregen als dat van Evert-Jan. Het is een buitenbeentje, net als ik. Zijn naam alleen al maakt duidelijk dat hij anders is dan zijn broers Bob en Rob en zusje Pop. Hij is de enige vlieg van de familie die zijn handen wast. Hij trekt zich liefst van al terug op de badkamer waar alles netjes is. Zittend op zijn favoriete plek, een tandenborstel, kamt hij zijn haren in een perfecte middenstreep. Terwijl hij vol zorgen in de spiegel kijkt, passeren existentiële vragen de revue. Als toemaatje is hij de enige van de familie die niet houdt van poep met appelmoes. Niemand die het begrijpt. Ik wel.

Een unieke insteek over anders zijn. Mooi in alle eenvoud.

Een openbaring ook, dat boek, want voor het eerst in mijn leven na het afsluiten van mijn eigen kindertijd wierp ik een blik in de wonderlijke wereld van kinderboeken. Zo zoet.

Ik vraag K. vanavond of ze het een keer voor me voorleest.

Alles eruit halen wat erin zit, heet dat.


Evert-Jan, een poepvlieg met smetvrees door Pépé Smit, Uitgeverij De Harmonie, maart 2016, hardcover, ISBN 9789076174938

Liefde. Een onmogelijk verlangen?

Het is alweer een paar dagen geleden dat ik aan de laatste bladzijde van Liefde. Een onmogelijk verlangen? van Dirk De Wachter toe was. Een dun boek van 107 pagina’s dat je gemakkelijk op een paar uur met je ogen kan verorberen. Na De kunst van het ongelukkig zijn gelezen te hebben, was ik wel benieuwd wat de brave man over de liefde te vertellen had.

Uiteraard streef ik zoals u naar het ultieme liefdesgenot en een portie geluk. Liefst nog in combinatie: een gelukkige, duurzame liefdesrelatie. Maar als het voor de normale mens al zo goed als onbereikbaar is, is het dan wel weggelegd voor iemand die lijdt aan smetvrees?

De waarheid is dat ik net door ongelukkig zijn een plaats te geven in mijn leven, heel dankbaar en gelukkig geworden ben. Te midden van alle OCD-tragiek vol zelfmedelijden en wanhoop toch datgene zoeken dat je gelukkig maakt, lukt enkel door het kleine te appreciëren en te genieten van gewone, simpele dingen die anderen saai zouden noemen. Het moet niet altijd maar harder, beter, groter zijn. Klein en dagdagelijks is ook goed. Veel heeft uiteraard te maken met het isolement waarin je verzeild geraakt. Dan ben je wel aangewezen op wat zich in je nabijheid, thuis bevindt. Iedereen die lockdown light nu al moe is, moet zich eens inbeelden wat het is om 7 jaar lang (2006-2013) van zondagavond tot de zaterdagochtend daarop het huis niet uit te komen, éénmaal per dag te eten en en passant ook nog eens opgezadeld te zitten met continue dwanggedachten. Geen sociaal leven, geen levensecht contact buiten je eigen partner. Niemand die over de vloer kan komen. Zelf nergens naartoe. Dag na dag. Week na week. Jaar na jaar. Enkel het weekend brengt soelaas. Dat klinkt als een pleister op de wonde, maar dat was het allerminst. Je ziekte maakt dat de deur uit gaan en de frisse buitenlucht waar je zo van geniet opsnuiven, gepaard gaat met de nodige stress en angst dat er toch maar niets zou mislopen waarna je verlangt naar het isolement dat je zo haat.

Deze lockdown is een lachertje, en mag wat mij betreft best eeuwigdurend zijn. Misschien is deze lockdown zelfs wel datgene waar ik al die jaren naar verlangde? De rust, de kalmte, iedereen ver uit mekaar, kiezen met wie je contact heb, hoe ver dat contact gaat. Wat een verademing. Het enige waar ik me zorgen om maak is niet naar de kapper kunnen. Dat klink niet alleen heel misplaatst, dat is het ook.

Naast geluk dankzij ongeluk is het in alle miserie die ik heb leren beminnen en liefhebben ook nog eens hopen op een (duurzame) relatie. En hoewel deze voornamelijk door mijn ziekte tijdens vooral de OCD-quarantaine niet over rozen liep en flink op de proef gesteld werd, zit alles vreemd genoeg helemaal snor.

Ik bespaar u (voorlopig) de gedetailleerde gruwel, maar in de pas willen lopen omdat niet je lief dat zegt, maar haar ziekte, is geen pretje. Meer nog, het vergt een bijzonder sterke persoonlijkheid, onvoorwaardelijke liefde, wilskracht en tomeloze energie om dit vol te houden. Ja-ren-lang. Het is iemand blijven liefhebben tussen alle radeloosheid, woede-uitbarstingen, paniek, angst en tranen door. Met hoop op welke vorm van beterschap ook, maar zonder enige kans op genezing. Want die is niet mogelijk. Als toemaatje: een risico op terugval of nieuwe gekmakende varianten. Het is voortdurend tegen de stroom invaren en dat vreet energie. Op alle vlakken. Zelf geconfronteerd worden met onlogische gedachten, het besef hebben dat die kant nog wal raken, er maar amper tegen in kunnen gaan, handelingen keer op keer moeten uitvoeren terwijl je er tureluur van wordt en zo je leven leiden in de mallemolen vol onbegrip die onze maatschappij zo kenmerkt is één ding. Niet ziek zijn en volgen in de waanzin omdat je van iemand houdt is nog een ander paar mauwen. Ik vraag me af wat K. bezielt en bedenk met een krop in de keel: zou ik het kunnen opbrengen voor iemand?

Ik denk dat het net het liefkozen en koesteren van het ongelukkig kunnen zijn is dat ervoor gezorgd heeft dat ik kan zeggen dat gelukkig ben. Voorwaar een kunst. Samen ongelukkig zijn is iets anders, maar daarom niet gemakkelijker. Zeker niet wanneer karakters verschillen en dialogen vaak tussen de regels plaatsvinden. Of gewoonweg niet omdat de persoon waar je van houdt op mute staat en niet gezegd krijgt wat ze voelt, waar ze mee zit. Elke dag opnieuw word ik wakker met een ongelooflijk sterke vrouw naast me, ook al heeft ze verschrikkelijk slappe biceps. Het is een watje. Eentje waar ik zo van hou. Ik verdien haar niet. Eigenlijk ben haar mijn leven verschuldigd omdat ze dit offer voor mij maakt. Haar leven had zo mooi kunnen zijn, zonder zorgen. Ik draag maar een fractie van de last die zij in haar leven meesleept.

Voor buitenstaanders is het waarschijnlijk onbegrijpelijk dat een normaal iemand een persoon met smetvrees kan liefhebben. Eerlijk gezegd begrijp ik het zelf ook niet goed. En al helemaal niet na het lezen van het boek van Dirk De Wachter. Als het zo moeilijk is duurzame liefde te vinden, hoe komt het dat ik ze met alle hindernissen die er zijn net gevonden heb? Er moet al heel wat tegengewicht zijn om de aanzienlijke portie OCD te counteren en iemand graag te kunnen zien. Naast alle andere liefdesperikelen die voor gewone mensen al onoverkomelijk blijken.

Ik weet niet of mijn liefdesleven anders zou verlopen zijn moest ik geen OCD-patient zijn. Komt mijn onvoorwaardelijke trouw voort uit mijn angst om mijn lief kwijt te spelen door mijn ziekte? Zou ik promiscuer geweest zijn moest ik geen smetvrees hebben? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat ik geluk gevonden heb, los van mijn ziekte, want ik ben veel meer dan dat. I’m a happy camper.

Mijn relatie met K. kent een periode van 10 jaar zonder smetvrees en ondertussen 16 jaar met. Wanneer ik een balans op maak mag ik zeggen dat de meest recente jaren, nadat mijn eigen OCD-quarantaine afliep en ons leven van overal en nergens wonen ophield, de beste uit ons leven en in onze relatie zijn. Meer nog, ik denk na alle beproevingen de voorbije twee decennia eindelijk samen rust gevonden te hebben. Alles heeft een plaats. Het is goed zo. Meer nog: dit is het.

Wat mij verbaasde toen ik het boek daarnet opnieuw vast nam, is de aanwezigheid van het vraagteken in de titel. Dirk (mag ik Dirk zeggen?) neemt immers van meet af aan stelling in dat liefde een onmogelijk verlangen is en aarzelt niet om dat herhaaldelijk op papier te zetten. Overdreven consumentisme wordt aan de kaak gesteld en het belang van eenvoud en het alledaagse staat voorop. Toch herken ik mij in de duurzame liefde die zo weinigen lijken te vinden. Een wonder, zeker voor een leven getekend door smetvrees.

De boeken die Dirk De Wachter op de wereld loslaat, lezen alsof hij ze niet met een pen in de hand of vingers aan het toetsenbord heeft geschreven. Ze lijken eerder een rechtstreekse transcriptie van de gedachtengang die zich in zijn brein ontplooide waarbij alle wijsheid via elektroden simpelweg geïmporteerd werd in een document. Het resultaat? Een warrig geheel dat ik wel kan pruimen, ondanks het feit dat zijn discours een beetje ongelukkig doorweven is met citaten van the rich and famous, kunstwerken en anonieme verhalen uit zijn praktijk. Misschien is de intentie om het geheel te breken, maar net als een gebroken hart ben ik ook voor die vertelstijl niet te vinden. Het leidt af van de essentie.

Bij het lezen van Liefde. Een onmogelijk verlangen? voelde ik wel plots de onweerstaanbare behoefte om passages te onderlijnen die mij raakten. Ik heb het heel mijn leven lang al nagelaten, ook nu. Met alle gevolgen van dien, want nu is het terug even zoeken naar de woorden die ik wil herlezen. Die ik opnieuw bij me wil laten doordringen wanneer het wat minder gaat. Ik vond altijd dat boeken ongeschonden moesten blijven, maar ik besef nu dat ze doorleefd net zoveel waardevoller kunnen zijn? Wanneer bij het herlezen andere passages gemarkeerd worden, creëren we een mooi tijdsbeeld van onze eigen gevoelens. Een momentopname van ons leven in flashy kleuren.

Ondanks het niet-markeren bracht even bladeren mij al snel bij enkele passages die mij in het bijzonder aanspraken en bijgebleven zijn.

Over ‘gewonigheid’ –

Duurzaamheid krijg je door de bescheidenheid te omarmen. Door het gewone toe te laten, het kleine en het middelmatige te appreciëren. Dat is in deze rollercoasterwereld een moeilijk te verteren advies. Maar het is wezenlijk: als mensen lange tijd liefdevol samenzijn, dan is dat ten slotte voor een groot deel van die tijd in ‘gewonigheden’. Ook in de seks zal het gewone duurzamer zijn, viagra, parenclubs en seksspeeltjes ten spijt.

Over vriendschap en liefde –

Al is de geliefde de ‘enige ware’, toch mag hij niet de enige in ons leven zijn. Als we met niemand anders een relatie hebben, en ons geheel wijden aan de geliefde, zullen er waarschijnlijk vroeg of laat problemen van komen. De duurzame liefde staat midden in het leven en midden in de wereld en zal uitgedaagd worden door verlangens naar anderen. Dat is goed. De geliefde moet vriendschapsrelaties en fysieke aantrekkingskracht tot anderen verdragen. Duurzame liefde is nooit af of compleet, maar wordt altijd weer uitgedaagd, om zich altijd opnieuw te bewijzen. Aangetrokken worden tot een ander en toch kiezen voor de geliefde duidt meer op duurzaamheid dan nooit aangetrokken te worden door een ander.

Over stilte en stilstaan –

We moeten leren samen stil te zijn. Stilte is niet gewoon het ontbreken van geluid. Een kanariepietje horen zingen is stil genoeg, kan zelfs stiller dan in een geluidsdichte kamer zitten. Die laatste is niet per se een goede stilte. Het ontbreken van geluid moet de gelegenheid creëren om opnieuw te luisteren. Dan kunnen we rustig aan tot onszelf komen. (…) Als je stil bent, is alles banaler. Banaliteit verdragen we niet goed. In de liefde zeker niet. (…) Wat als we durven de banaliteit te leven? Als we durven gewoon te zijn met twee, dan wordt de banaliteit rijk. De ‘kleine kruimeligheid van zijn’ tot ons laten komen kan heel bijzonder zijn.

Over La Jouissance –

Het genieten van Levinas gaat over het kleine, het onzichtbare en het heel vanzelfsprekende. Zintuiglijke waarnemingen kortbij. (…) De gewone schoonheid van kleine dingen zien we niet meer: dat gevoel voor genot is uitgeschakeld door de doordrenderende consumsumptiemaatschappij. (…) In dat ‘kleine’, en niet in het overrompelende zal de liefde zijn weg zoeken. In de blik, een woord, een niet-woord, een geur en andere heel persoonlijke details die andere mensen niet zien.

Er zijn niet heel veel mannen in mijn leven. Eerder weinig. Dirk De Wachter mag zich sinds een klein half jaar als één van de gelukkige beschouwen, naast Rob Lowe. Respectievelijk voor de looks en de inhoud. Foutje: omgekeerd.

Hij is de man die mij één van de mooiste woorden leerde kennen: verdrietdokter. En zijn hersenpan lijkt net de mijne: één warboel.

Maar waarom is hij zo belangrijk voor me? Is het omdat hij schrijft wat ik voel? Omdat hij bevestigt dat ik mijn leven – hoewel misschien te gewoon voor anderen – ondanks mijn ziekte helemaal op de rails lijk te hebben? Omdat ik mij/ons zo in zijn woorden herken? Omdat hij me doet beseffen dat ik heb wat nauwelijks mogelijk is: een duurzame relatie gekenmerkt door gewonigheid, liefde die wordt uitgedaagd, met wederzijdse ruimte voor anderen, samen stil kunnen zijn en de kleine kruimeligheid van zijn?

Of simpelweg omdat hij schrijft wat ik wil horen?