Tagarchief: angst

Verdriet verdampt

Het regent intens. De druppels zijn talrijk. Ondanks hun transparantie vertroebelen ze mijn blik in een poging er dwars door heen te kijken. Ze geven zich over aan de zwaartekracht en glijden geruisloos naar beneden langs het raam. Zonder zich te verzetten. Op weg naar hun lot: verdampen. Het tafereel is alledaags en mooi in al haar eenvoud. Uniek ook, want de natuur schudt nooit nog een identiek kunstwerk uit haar mouw. Het water valt met bakken uit de hemel. Ik vraag me af: is het mijn verdriet?

Ik staar emotieloos voor me uit en besef dat ik niet meer kan wenen. Mijn tranen lijken op. De voorbije maanden waren bewogen. Ze maakten me kapot. Onzichtbaar en zonder genade greep het leven me bij de keel en deed het me naar adem happen. Het sloeg me met gebalde vuisten bont en blauw zonder mijn lichaam te tekenen met bulten of bloeduitstortingen. De pijn zit vanbinnen. Het laatste beetje vocht dat mijn lichaam in de ontroerende, wilde rit van de laatste maanden als ballast ervoer, vloeide donderdag rond 11.22 uit mijn ogen nadat ik mijn gesprek met Dr. Stockx beëindigde. Terwijl de interventieradioloog het verloop van de behandeling van de voorbije bijna 4 uur toelichtte en meedeelde dat alles goed verlopen was, lag Kaatje te ontwaken op de recovery. Het positief doch bruusk nieuws breekt me. Terwijl ik mezelf bij elkaar raap, dringt het besef door dat de enige met wie ik mijn geluk kan delen, de oorverdovende en ongemakkelijke stilte is die mij sinds de voorbije dagen hier in huis omringt. Met de schrale rug van mijn ijskoude handen wrijf ik mijn wangen droog. Ik denk aan mijn warm hart.

We zijn woensdagochtend wanneer Kaatje me na een veel te korte nacht duidelijk maakt dat ze haar tas voor het ziekenhuis liever zelf klaar maakt. Mijn hulpvaardigheid wordt dankbaar doch kordaat afgewezen. Ze wil volledige controle over haar outfits voor dagen die volgen. Ik laat haar begaan en aanschouw van op afstand vol verwondering hoe ze zich eerder klaar lijkt te maken voor een lange trektocht i.p.v. een verblijf in het ziekenhuis. Vergeet je reispas niet, roep ik terwijl ik de immens geladen sfeer probeer te doorprikken. Sinds ’s morgens stijgt de spanning. De geest is uit de fles.

Aangekomen in het Ziekenhuis Oost-Limburg mag ik onmiddellijk terug terug vertrekken. Kaatje wordt 5 minuten later al op anesthesie verwacht. Het wordt nog erger. Ik mag niet terugkeren later die avond. De bezoekregeling is net verstrengd. Er wordt me nog net de tijd gegund om met haar naar de kamer te gaan om afscheid van mekaar te nemen. Een afscheid dat abrupt verstoord wordt door een vriendelijke verpleegster die Kaatje met haar woorden van me losrukt en vraagt of ze haar met de rolstoel naar het onderzoek moet brengen. Perplex door de vraag en opgejaagd door teveel adrenaline duwt Kaatje mij met haar handen om mijn taille onbewust van zich af. Mijn gemoed interpreteert het als Voortmaken, Ann! Het doet pijn. Het voelt hartverscheurend aan. Alles gaat zo snel. We wandelen de gang in. Onze wegen scheiden aan de deur van haar kamer waarbij zij samen met de verpleegster linksaf draait en ik rechts naar de uitgang stap. Ik kijk achterom en roep haar nog na. We kijken elkaar aan waarna onze hoofden zich elk naar een andere kant draaien.

Is dit het dan, denk ik? Wat als ik je nooit meer zie?

In box 9 op intensieve zorg dringt pas echt tot me door hoe bang Kaatje geweest moet zijn. Hoeveel angst ze had dat ze ging sterven. Ze vertelt met gebroken stem wat ze eerder niet over haar lippen kreeg. Hoe ze haar leven in de handen van haar dokters legde. Hoe haar tranen net als de druppels op het raam waar ik nu door naar buiten kijk zich overgaven aan de zwaartekracht en ze geruisloos langs haar wangen naar beneden gleden. Zonder zich te verzetten.

De bui trekt voorbij.
Het raam droogt op.
De druppels verdwijnen.
En met de druppels de tranen.

Verdriet is niet voor altijd.
Het verdampt.

Tijdbom

Ik hoor ze niet tikken. En toch is ze er: de tijdbom in het hoofd van mijn seksbom.

Dat hoofd van haar deed al een tijdje met de regelmaat van de klok pijn. Een resem pijnstillers en een aura hier en daar later werd besloten om toch maar eens langs te gaan bij Dr. Coninckx, een sympathieke neurologe in het AZ Turnhout die met de hakken van haar schoenen de nodige decibels creëert en zo veroorzaakt wat je net wil vermijden: migraine. Nu goed, ze stuurde mijn vriendin prompt richting medische beeldvorming.

You only see what your eyes want to see want toen Kaatje haar eigen MRI-beelden onder ogen kreeg, merkte ze haar hersenaneurysma niet op.

“Geen reden tot paniek”, suste de dokteres “Het kan ook een anatomische afwijking zijn. Het zit op een wel heel ongebruikelijke plaats.

6 maanden en een coronagolf later volgde een controle-CT die alle alarmbellen deed afgaan. In volle pandemie waarbij zowat alle niet-dringende ingrepen uitgesteld worden, werd onmiddellijk na dat onderzoek een afspraak gemaakt voor een diagnostische angiografie amper drie dagen later.

Donderdag 10 december 2020.
Met God Bless this Child van Sonny Rollins op de achtergrond vertrekken we om kwart na 11 naar campus Sint-Elisabeth. Onderweg grijpt Kaatje mijn hand op haar dij. Ik voel haar zweethandjes en merk stress op zoals ik ze bij haar niet ken.

Aan de ziekenhuisingang pompen we beurtelings ontsmettingsalcohol omhoog waarna ze zich inschrijft aan het onthaal. Samen banen we ons via vrijwel lege gangen een weg naar kamer 107. De afdeling voelt aan als de dienst geriatrie. Op de gang horen we hoe een oude man zich in – blijkbaar een kippenboutje – verslikt. We zien hoe mensen terug moeten leren stappen. Een bejaarde vrouw in de kamer naast haar roept onophoudelijk “Hallo?”

“Waarvoor ben je juist hier?” vraagt een verpleegster die wat bijkomend papierwerk in orde moet brengen aan Kaatje. Mijn mond valt open van verbazing en ik kan niet laten haar te vragen hoe het komt dat ze dat niet weet. Ze excuseert zich snel voor dat schijnbaar onprofessioneel gedrag met de melding dat ze nooit op de hoogte gebracht worden.

“Angio om half 1?” Ze kijkt naar de klok en zegt dat ze in dat geval moet voortmaken. Kort erna verschijnt ze terug op het appèl met een infuusplateau. “Vul aan wat je gebruikt hebt” staat er in grote letters met zwarte alcoholstift op geschreven.

De juffrouw tovert na twee onsuccesvolle pogingen een collega tevoorschijn. Zij doet de dikke naald verdwijnen in Kaatjes arm. Die voorproef zou een lachertje blijken. Na wat pijnlijke grimassen mag Kaatje haar oversized ziekenhuisplunje aantrekken.

Ik merk pas echt op hoe zenuwachtig mijn lief is wanneer twee verpleegkundigen haar komen oppikken voor de rit naar de operatiekamer. Kaatje interpreteert “Kruip maar onder de lakens” nogal letterlijk en wil verdwijnen onder de steek. De spanning wordt weggelachen.

Waar onze wegen scheiden neem ik afscheid met het dwaze “Salut hé”, waarna ze “Ja, salut” antwoordt. Ik voel me belachelijk en het flitst door mijn hoofd dat dit wel eens mijn laatste woorden aan haar zouden kunnen zijn. Kon ik met niets liever op de proppen komen? Maar het is te laat. Ik wandel naar buiten. Zij wordt meegenomen richting lift. We zijn 20 voor 1. Het pijnloze onderzoek zou een uur in beslag nemen.

Thuisgekomen word ik met het uur ongeruster. Ik probeer Kaatje te bellen om kwart na 4, maar krijg niemand aan de lijn. Wanneer we 8 uur ’s avonds zijn en ik nog steeds geen nieuws heb van het ziekenhuis bel ik met de vraag doorverbonden te worden met kamer 107.

Kaatje neemt op.

Haar stem klinkt gebroken. Ze klinkt miserabel. Ik hoor en voel haar pijn wanneer ze met horten en stoten verslag uitbrengt. Hoe het onderzoek niet zoals verwacht verliep. Hoe ze niet alleen langs haar rechter lies maar ook langs de linker moesten proberen. Hoe de assistent van de professor bij die melding tussen zijn lippen door liet ontsnappen dat hij dat nog nooit gedaan had. Dat het tegen de hand werken is. Ze vertelt hoe alles blijkbaar verdoofd was behalve de arterie waarlangs het onderzoek diende te gebeuren. Dat ze “even op de tanden bijten, mevrouw” te horen kreeg toen ze meldde dat de pijn niet te harden was. Hoe het beeldscherm uitviel en het wachten eindeloos leek. Hoe de bijwerkingen van het contrast ondraaglijke pijnscheuten in de rug veroorzaakten en haar hersenen bijna deden ontploffen. Hoe het pijnlijke drukverband bijna 24 uur i.p.v. 6-8 uur aan moest blijven.

De dag nadien volgt ook slecht nieuws. En met mijn onrust over wat de toekomst voor haar zal brengen, vraag ik me af wat er met mij moet gebeuren wanneer het misloopt.

Pluk de dag.

En het leven.