Tagarchief: hoop

Een bittere pil

Ooit al eens een medisch voorschrift gewassen met zeep? Neen?
Ik wel. Helaas maar al te vaak.

Dat ziet er zo uit.

Vreselijk.

Het is één van die momenten in mijn leven wanneer ik maar een ding kan denken: ik ben gek. Een gedachte die doorgaans snel gevolgd wordt door een andere, namelijk: was ik maar gek zonder het te beseffen. Dat lijkt me comfortabeler.

Op het moment dat mijn handen naar het stuk Sunlight zeep grijpen en ik de kraan open draai, het koude water langs mijn vingers, de rug van mijn handen en mijn handpalmen stroomt en ik met ingezeepte handen het voorschrift reinig, loop ik over van zelfmedelijden. Maar resistance is futile.

Ik heb twee keuzes wanneer de huisdokter me een elektronisch voorschrift overhandigt tijdens een consultatie.

Ofwel was ik – eens thuisgekomen – het voorschrift met zeep waarna mijn hersenpan mij groen licht geeft om naar een in haar ogen propere apotheek te trekken.

Ofwel was ik het voorschrift niet met zeep en ga ik naar een apotheek die mijn hersenen geklasseerd heeft als vuil waarna ik enorm in de problemen kom omdat ik met de grootste zorg de medicatie uit de doosjes dien te halen en in het ergste geval de blisters hetzelfde lot ondergaan als het voorschrift op de foto hierboven.

Je reinste onzin natuurlijk, want ook al ga ik naar een propere apotheek, niemand komt daar met een voorschrift aan dat zo dwangmatig ingezeept is al het mijne. Na alle tijdverlies ben ik er sowieso aan voor de moeite en is het resultaat net hetzelfde: ik krijg vuile doosjes mee naar huis. Ik weet dat, maar mijn brein ziet dat anders. Het wassen dempt de angst en net daar schuilt het gevaar van mijn ziekte. Het bekrachtigt flauwekul.

Onbegrip en niet vertrouwd zijn met de ziekte maakt het pas echt erg. Het is de schaamte die daaruit voortkomt die me weerhoudt om eenvoudigweg tegen wie dan ook te zeggen wat er al jaren gaande is. Hoe ik leef. Hoe moeilijk het is om zo te leven. Hoe ik het leven dan niet meer aankan. Omdat het nooit beter kan worden. Omdat ik niet kan genezen. Dus ik was mijn handen en alles waarvan mijn gedachten me dwingen het te wassen. Volgens welbepaalde rituelen. Elke dag opnieuw. Tot ik uitgeput ben en de wanhoop nabij.

De last van mijn ziekte die ik draag is dus al zwaar genoeg. Ik heb geen zin om me daar bovenop nog verbaasde blikken van anderen op de hals te halen wanneer ik probeer uit te leggen hoe mijn denkvermogen me gidst zonder dat het enige weerstand duldt. Het gevoel om niet uitgelegd te krijgen wat ik zelf niet begrijp, verscheurt me. Dus blijf ik mij verschuilen achter een zorgvuldig opgetrokken muur rond de burcht waar ik samen met Kaatje vertoef. Een slot waar we samen rust vinden, ver weg van iedereen. Met aan de dakrand de mooiste gargouilles die het water spuwen dat uit de hemel neervalt. De ophaalbrug blijft voor iedereen opgetrokken, op een enkeling na.

Toch verschoof afgelopen woensdag het evenwicht wat betreft de papieren voorschriften. Ik kon het niet meer opbrengen om ze af te wassen. Dat wat ik al jaren deed, begon zo zwaar te wegen dat de moed me in de schoenen zakte. Het ritueel afwassen, het enorme tijdverlies en het telkens weer zoeken naar uitvluchten waarom het papiertje er zo verfomfaaid uitziet of gewoon in twee gescheurd op de toog gepresenteerd wordt. Ik had er genoeg van. Ik kon maar één kant uit: richting het alternatief dat nooit geen kans maakte wegens teveel gêne. Dat haalde plots de bovenhand.

Ik hield mijn adem in terwijl ik met mijn vingers op het klavier onze apotheker een ongewone vraag mailde. Ik schreef vrij en vrank dat ik voorschriften van de dokter niet zomaar kan meenemen naar de apotheek omdat ze vuil zijn. Dat ik ze moet afwassen en dat dat niet erg handig is. Dat ik hoorde van zijn collega dat ze in principe enkel de barcode nodig hebben en dat dat via mail ook kan. Of ik de voorschriften dan in de toekomst op die manier kan bezorgen omdat het mijn leven zoveel makkelijker zou maken. Want een foto vanop afstand maakt dat ik het voorschrift niet moet aanraken, noch moet afwassen. Ik vermeldde nog even dat moeilijk uiteraard ook gaat. Toch sloot ik af met de hoop dat ik op zijn begrip kon rekenen.

Nadat ik op de verzendknop gedrukt had, speelde zich in mijn gedachten een heel scenario af waarbij de apotheker nog voor het openhartige bericht helemaal gelezen te hebben naar de telefoon greep om Mildred Ratched op te bellen. Zij adviseerde hem zonder twijfel een dwangbuis klaar te leggen voor bij mijn eerstvolgende bezoek.

Mijn verbazing was dus groot toen ik nog geen uur later al een antwoord mocht ontvangen met de melding dat dat helemaal geen ongewone vraag was en dat ze daar absoluut begrip voor hebben. Er volgde een korte uitleg over het type voorschrift dat ze nodig hebben om zonder tastbaar voorschrift te kunnen werken. Ik mocht ze gerust mailen in de toekomst.

En alsof het niet op kon, sloot de apotheker af met “mocht u in de toekomst nog ongemakken/obstakels ondervinden bij het afleveren van de voorschriften, laat dan maar weten. Dan zoeken we samen naar een oplossing.”

De pillen die de lieve man verkoopt smaken vanaf nu minder bitter.


coverfoto: The Queen’s Gambit – Netflix

Drijfzand

Ik kijk en slik.

Steeds weer is het naar adem happen wanneer ik mezelf zorgeloos op foto’s zie die dateren uit een periode toen ik nog niet ziek was.
Hoe kan het dat ik spontane handelingen uit mijn kindertijd of adolescentie niet meer kan stellen zonder volledig tilt te slaan zoals alleen onze flipperkasten dat horen te doen wanneer we in ons enthousiasme en onze competitiviteit net iets te wild tekeer gaan.

Zilvermeer, ca. 1978

Een uitstap naar Mol. Dicht bij huis, maar toch ver genoeg weg. Het is genieten. Op het strand draag ik een roestkleurig zwembroekje met daarop meerdere identieke ankers, symbolen van standvastigheid en hoop. De énige hoop op redding voor een schip in nood tijdens een storm.

Maar van noodweer geen sprake. Hooguit een briesje. Ik ben blij dat we hier zijn en niet aan de kust. Daar zou de aflandige wind vast en zeker zorgen voor een tegendraadse onderstroom die kwallen op de kust doet aanspoelen. Daar hou ik niet van. In plaats van kwallen is het nu dennenappels ontwijken met mijn blote voeten. In het water bescherm ik mijn zolen met plastieken watersandalen. Ondertussen houdt de goedgevulde oranje koelbox met wit deksel sandwiches en versnaperingen koel. Dat is tenslotte wat koelboxen doen en wat van hen verwacht wordt. Als verfrissing koopt mijn mama me een expo-ijsje aan een open raam in het gebogen strandgebouw van architect Jozef Schellekens. De wikkel verdwijnt door een wonderlijk magische zuigkracht in de mond van een blonde dame met niet meer dan een tijgervelletje om het lijf. Vast de oermoeder van Hollebolle Gijs. Ik maak een ritje op het go-cart circuit en vergeet in de afdaling de bocht te nemen. Dat komt hard aan.

Ik laat me ingraven.

De confrontatie met deze foto, met mezelf in deze situatie maakt me ongemakkelijk. Hoe kan het dat ik op de grond lag onder een hoop zand en zonder mijn handen te wassen of te douchen mijn kleren weer aantrok wanneer het tijd was om huiswaarts te keren? Hoe kan het dat ik zonder aarzelen de auto instapte en tevreden in slaap viel zonder enige spanning? Meer nog: hoe kan het dat ik de dag nadien, na een nacht vol zoete dromen, fris gewassen, verse kleren aan, plaatsnam op dezelfde plek in de auto, zonder me van het ene op het andere moment ‘vuil’ te voelen omdat ik daar als strandzombie gaan zitten was de dag voordien?

Sinds 2003 stormt het in mijn hoofd. De rode vlag hangt uit. Aanvankelijk niet goed beseffend wat er gaande is, word ik met de jaren die daarop zouden volgen geruisloos ingegraven in droog drijfzand. Ik kan me niet verzetten. De ziekte is verstikkend.

Het schip is in nood. Ik draag niet langer mijn roestkleurig zwembroekje met ankers.

Wie zal mij redden?

Zilvermeer, 11 november 2020