Tagarchief: Kate Bush

Een deal met God

Het is donker in de slaapkamer. We liggen al een tijd in bed, het moet ondertussen ver na middernacht zijn. Terwijl mijn tranen zich langs mijn kaken een weg banen, ik mijn ogen sluit en weer open, merk ik de zachte driehoekige lichtstraal op die verschijnt vanuit het rode waaklampje in het stopcontact tegen de muur. Het is een overblijfsel van onze periode in Gent, waar we jarenlang in het hart van de prostitutiebuurt woonden en het ons met de waas die het creëerde hielp niet onder te moeten doen voor de schaars geklede buurvrouwen. Onze loft ging zo naadloos op in het decor van de omgeving. De lichtbron staat ook symbool voor wat we eeuwig willen zijn: volwassenen in een lichaam vol kinderlijk enthousiasme. Toch drukt het me nu vooral met de neus op de feiten hoe droevig ik ben. Op andere momenten blijft het schijnsel onopgemerkt.

Onze naakte lichamen kunnen niet dichter bij elkaar liggen. Verstrengeld zeggen we niets. Woorden zijn overbodig. Mijn gehavende armen omhelzen de vrouw die me door het onleefbare loodst. Mijn vingertoppen strelen haar schouders, bovenrug en lende. Terwijl ik mijn emoties niet meer onder controle heb, spreek ik uit wat ik opkrop. Samen met het vocht dat uit mijn ogen vloeit, kiezen negen woorden de vrijheid. Ze ontsnappen ongewild uit mijn lichaam. Ze zijn hard en confronterend. Ze kerven niet alleen mijn hart, maar wellicht ook het hare. Mijn stem breekt. Ik stamel.

Ik ben bang dat je dood gaat.

Ik zwijg even en vervolg.

Jij niet?

Het blijft stil.

Ik zal het niet weten antwoordt ze voorzichtig.

Terwijl Kaatjes ademhaling zwaarder wordt en enkele sleep twitches duidelijk maken dat ze aan haar schoonheidsslaap begonnen is, maken mijn hersenen overuren. Mijn bezorgheid houdt me klaarwakker. Ik vind geen rust en vraag me af wat het ergste is: sterven of alleen achterblijven zonder de persoon die je ongebreideld liefhebt? Wat verscheurt het meest? De pijn te weten dat je dood om de hoek loert of het besef dat je wellicht alleen verder door het leven moet?

Uiteindelijk dommel ik in.

Het is al schemerdonker wanneer ik later die week terugkeer van een afspraak met mijn verdrietdokter. Als zijn agenda het toelaat, opteer ik doorgaans voor een koppelsessie: 90 minuten die ik probleemloos in mijn eentje vul met mijn besognes. Het was al even geleden dat ik de pientere en zorgzame jongeman die mijn zoon zou kunnen zijn, sprak. De intense gesprekken zijn keer op keer verrijkend. Ze zijn verslavend ontladend. Ze hebben me zoveel geleerd over het leven. Over mijn leven. Over wie ik ben. Over wie ik wil zijn. Over mijn liefde voor Kaatje en andere vrouwen. Over mijn diepgewortelde, intense relatie. Ik ging er altijd vanuit dat ik zwak was, maar ontdekte net daar hoe sterk ik ben. Hoe ik met mijn lengte een hoge boom met diepe wortels ben, bestand tegen onverwachte, niet te voorkomen stormen die mijn kant op waaien. Ik wijk niet en blijf recht terwijl vele andere rondom mij ontworteld worden en zo hun kwetsbaarheid tonen. Ik ga – met de grootste moeite en hulp van dierbaren – net niet onderuit.

Het toneel waar de sofa waarin ik zo graag plaatsneem zich bevindt, is niet bepaald uitnodigend. Het AZ Mol is een oud ziekenhuis met wachtzaal H als metafoor voor hoe ik me doorgaans voel: leeg en mistroostig. Ik zet me om onverklaarbare reden telkens op dezelfde zwarte stoel met glijdend zitvlak waardoor ik spontaan tegen de rugleuning schuif en maar één houding kan aannemen: een afwachtende, niet wetende hoe ik mij zal voelen wanneer ik anderhalf uur later weer buitenwandel. De halfvolle flessen Spa op tafel lijken al maandenlang onaangeroerd en maken me niet echt vrolijk. Ze geven me het gevoel dat de tijd stilstaat en ik de enige patiënt ben die hier passeert. Wanneer ik rondkijk valt mijn oog keer op keer op een eenvoudig doch beklijvende poster die met zijn omgekrulde hoeken elke week meer van de wand lijkt te lossen. Het is het beeld van een jonge vrouw met pleisters op het gelaat met daaronder de slagzin Woorden kunnen kwetsen.

Is het kwetsend wat ik in bed tegen Kaatje zei? Had ik mijn lief niet mogen confronteren met mijn angst om haar sterfelijkheid? Zullen we ooit van mekaar weten hoe we ons écht voelen bij haar diagnose? Beschermen we elkaar omdat we van mekaar houden?

Op weg naar huis kiest Spotify voor een nummer dat onbedoeld in mijn afspeellijst met recente releases verzeild is geraakt: Running Up That Hill. Een lied dat ik altijd gekoesterd heb, maar zoals zo vaak niet omwille van de tekst, maar om wat de toonsoorten bij me losmaken. Mijn aandacht gaat plots uit naar wat Kate Bush mij met haar hemelse stem te vertellen heeft. Met elke zin voel ik de immense kracht van mijn toekomstige echtgenote. De Britse zingt wat mijn Kate niet gezegd krijgt. Dat mijn vraag haar geen pijn doet. Of ik wil voelen wat zij voelt? Dat het enige wat telt wij tweeën zijn. Dat ze weet dat ik haar met mijn vraag niet wil kwetsen. Dat ze zich ervan bewust is dat ik gewoon wil weten hoe diep mijn vraag haar verwondt.

Kaatjes naamgenoot bezingt dat wat ik meer dan wat dan ook wil: een deal met God sluiten om met mijn lief van lichaam te ruilen, alle emotionele bagage incluis. Om eindelijk te weten wie de andere écht is. Om te beseffen hoe zij het leven leeft en beleeft. Om haar te redden door haar diagnose in mijn armen te sluiten.

Om zelf de dood in de ogen te kunnen kijken en niet langer te moeten lijden aan mijn eigen ziekte waar je niet van kan genezen, maar ook niet van kan sterven.