Tagarchief: medische beeldvorming

Tijdbom

Ik hoor ze niet tikken. En toch is ze er: de tijdbom in het hoofd van mijn seksbom.

Dat hoofd van haar deed al een tijdje met de regelmaat van de klok pijn. Een resem pijnstillers en een aura hier en daar later werd besloten om toch maar eens langs te gaan bij Dr. Coninckx, een sympathieke neurologe in het AZ Turnhout die met de hakken van haar schoenen de nodige decibels creëert en zo veroorzaakt wat je net wil vermijden: migraine. Nu goed, ze stuurde mijn vriendin prompt richting medische beeldvorming.

You only see what your eyes want to see want toen Kaatje haar eigen MRI-beelden onder ogen kreeg, merkte ze haar hersenaneurysma niet op.

“Geen reden tot paniek”, suste de dokteres “Het kan ook een anatomische afwijking zijn. Het zit op een wel heel ongebruikelijke plaats.

6 maanden en een coronagolf later volgde een controle-CT die alle alarmbellen deed afgaan. In volle pandemie waarbij zowat alle niet-dringende ingrepen uitgesteld worden, werd onmiddellijk na dat onderzoek een afspraak gemaakt voor een diagnostische angiografie amper drie dagen later.

Donderdag 10 december 2020.
Met God Bless this Child van Sonny Rollins op de achtergrond vertrekken we om kwart na 11 naar campus Sint-Elisabeth. Onderweg grijpt Kaatje mijn hand op haar dij. Ik voel haar zweethandjes en merk stress op zoals ik ze bij haar niet ken.

Aan de ziekenhuisingang pompen we beurtelings ontsmettingsalcohol omhoog waarna ze zich inschrijft aan het onthaal. Samen banen we ons via vrijwel lege gangen een weg naar kamer 107. De afdeling voelt aan als de dienst geriatrie. Op de gang horen we hoe een oude man zich in – blijkbaar een kippenboutje – verslikt. We zien hoe mensen terug moeten leren stappen. Een bejaarde vrouw in de kamer naast haar roept onophoudelijk “Hallo?”

“Waarvoor ben je juist hier?” vraagt een verpleegster die wat bijkomend papierwerk in orde moet brengen aan Kaatje. Mijn mond valt open van verbazing en ik kan niet laten haar te vragen hoe het komt dat ze dat niet weet. Ze excuseert zich snel voor dat schijnbaar onprofessioneel gedrag met de melding dat ze nooit op de hoogte gebracht worden.

“Angio om half 1?” Ze kijkt naar de klok en zegt dat ze in dat geval moet voortmaken. Kort erna verschijnt ze terug op het appèl met een infuusplateau. “Vul aan wat je gebruikt hebt” staat er in grote letters met zwarte alcoholstift op geschreven.

De juffrouw tovert na twee onsuccesvolle pogingen een collega tevoorschijn. Zij doet de dikke naald verdwijnen in Kaatjes arm. Die voorproef zou een lachertje blijken. Na wat pijnlijke grimassen mag Kaatje haar oversized ziekenhuisplunje aantrekken.

Ik merk pas echt op hoe zenuwachtig mijn lief is wanneer twee verpleegkundigen haar komen oppikken voor de rit naar de operatiekamer. Kaatje interpreteert “Kruip maar onder de lakens” nogal letterlijk en wil verdwijnen onder de steek. De spanning wordt weggelachen.

Waar onze wegen scheiden neem ik afscheid met het dwaze “Salut hé”, waarna ze “Ja, salut” antwoordt. Ik voel me belachelijk en het flitst door mijn hoofd dat dit wel eens mijn laatste woorden aan haar zouden kunnen zijn. Kon ik met niets liever op de proppen komen? Maar het is te laat. Ik wandel naar buiten. Zij wordt meegenomen richting lift. We zijn 20 voor 1. Het pijnloze onderzoek zou een uur in beslag nemen.

Thuisgekomen word ik met het uur ongeruster. Ik probeer Kaatje te bellen om kwart na 4, maar krijg niemand aan de lijn. Wanneer we 8 uur ’s avonds zijn en ik nog steeds geen nieuws heb van het ziekenhuis bel ik met de vraag doorverbonden te worden met kamer 107.

Kaatje neemt op.

Haar stem klinkt gebroken. Ze klinkt miserabel. Ik hoor en voel haar pijn wanneer ze met horten en stoten verslag uitbrengt. Hoe het onderzoek niet zoals verwacht verliep. Hoe ze niet alleen langs haar rechter lies maar ook langs de linker moesten proberen. Hoe de assistent van de professor bij die melding tussen zijn lippen door liet ontsnappen dat hij dat nog nooit gedaan had. Dat het tegen de hand werken is. Ze vertelt hoe alles blijkbaar verdoofd was behalve de arterie waarlangs het onderzoek diende te gebeuren. Dat ze “even op de tanden bijten, mevrouw” te horen kreeg toen ze meldde dat de pijn niet te harden was. Hoe het beeldscherm uitviel en het wachten eindeloos leek. Hoe de bijwerkingen van het contrast ondraaglijke pijnscheuten in de rug veroorzaakten en haar hersenen bijna deden ontploffen. Hoe het pijnlijke drukverband bijna 24 uur i.p.v. 6-8 uur aan moest blijven.

De dag nadien volgt ook slecht nieuws. En met mijn onrust over wat de toekomst voor haar zal brengen, vraag ik me af wat er met mij moet gebeuren wanneer het misloopt.

Pluk de dag.

En het leven.

Florence

Afgelopen vrijdag liet ik naar mijn borsten kijken. En aan mijn borsten komen. Door drie vrouwen die ik nooit eerder ontmoet had dan nog. De eerste twee duwden en trokken eraan tot ze perfect gepositioneerd waren. De derde haalde wat later een knijpfles waar evengoed ketchup uit had kunnen komen boven om komaf te maken met de luchtlaag tussen sonde en huid bij het echografisch onderzoek.

Het was een fluitje van een cent, ondanks de nodige spanning. En niet omdat mijn borsten bijna tot moes herleid werden wanneer ze samengedrukt werden bij de mammografie.

Nog geen 5 minuten nadat ik – ruim 25 minuten te vroeg – mezelf neervlijde op een stoel in een anders volledig lege wachtzaal, stapt iemand op me af. Het is Florence Nightingale. ‘U mag u plaatsnemen in kleedhokje 8 en uw bovenlichaam ontbloten. Daarna even wachten tot we u komen halen.’ Ik ben in opperbeste stemming, sta er niet bij stil dat hokje lucky number 7 op deze vrijdag de 13de misschien meer iets voor mij geweest zou zijn, trek de deur open en stap binnen. Mijn dikke beige winterjas en sjaal hang ik aan de haak, mijn trui en beha leg ik op een plooistoeltje waarvan het zitvlak verschillende spleten heeft. ‘Als mijn kleding er maar niet afschuift of tussen valt en zo op de grond belandt’, hoor ik mezelf denken. Een bedenking die me verontrust. En het wordt er niet beter op. Nog geen seconde later doet een andere verpleegster de deur open aan de andere kant. Het is Florence Nightmare. Ze deelt me mee dat ze mijn kledij in hokje 4 gaat leggen. Ze geeft de reden van die vestimentaire verhuis, maar die ontgaat me volledig in alle paniek. Haar triviale boodschap lokt aanvankelijk een niet te stillen onrust bij me uit.

De bezorgdheid ebt pas weg wanneer de twee zorgverleners met me in gesprek gaan en commando’s afvuren à la ‘Kin omhoog mevrouw, of ze staat mee op de foto’. Ik gehoorzaam en kijk wat rond wanneer de beelden gemaakt worden en ik achter mijn mondmasker wat onzichtbare grimassen maak wanneer ik pijn voel.

Vier foto’s later lig ik halfnaakt op de onderzoekstafel neer in een schemerdonkere kamer, mijn borsten afgedekt met een papieren handdoek die werkelijk nergens toe dient. Terwijl ik op de dokter wacht, werp ik een blik omhoog. Ik tel 56 vierkante panelen die een vals plafond vormen waarvan vier vakken voor verlichting en twee voor ventilatie. Ik merk een branddetector en noodverlichting op.

De arts laat op zich wachten. Ze blijft te lang weg. Hoewel de onderzoekstafel comfortabel ligt, voel ik me stilaan terug oncomfortabel. De gedachte aan mijn kleding speelt terug op. Ik maak me zorgen. Meer zorgen dan om het resultaat van de eerder genomen RX-en en de echo die nog moet volgen.

‘Even mijn handen wassen. U mag gewoon vertrekken’, zegt de dokter na het onderzoek. Ik kleef en voel me net een sticky-trap van Vapona. Gelukkig geen vliegen in de buurt. Ik stap de kamer buiten, kom terecht op een gang met kleedkamer 4 vlak voor mij. Ik open de deur en zie dat al mijn spullen liggen zoals ik gehoopt had.

Ik wandel naar huis. Alles is anders dan nog geen twee uur voordien. Mijn bezoek aan het ziekenhuis maakt dat mijn beweegruimte thuis beperkt is zolang ik niet gedoucht heb. Ik kan niet gaan zitten waar ik wil, ik kan niet vastnemen wat ik wil en ik voel me onrustig. Ik bijt nog even door en verfris mezelf rond een uur of negen.

Middernacht. Ik kan de slaap niet vatten. Terwijl Kaatje in mijn arm wegdroomt wanneer ik met mijn hand door haar haren strijk, koestert zij op haar beurt met haar rechterhand mijn borst die de radiologe eerder die dag met meer dan gewone aandacht onderzocht. Ik denk terug aan wat mijn lief zei nadat ik bij mijn thuiskomst vroeg om naar de beelden van mijn borsten te kijken. Ze repte met geen woord over de kleine diepliggende cystes waar ik me allerminst zorgen over hoef te maken. Neen, haar medisch gebrabbel bleef uit. Haar aandacht verschoof. Ze keek dwars door me heen, zoals ze altijd doet en zoals alleen een beeldvormer dat kan. Ze vergat alle ellende en beproevingen die ze door mijn toedoen moet doorstaan.

Wat volgde toen ze de röntgenfoto’s bekeek, was de lofzang van mijn borsten.

Zonder ook maar één valse noot.