Tagarchief: ongeneeslijk ziek

46

Sinds afgelopen donderdag 5 november ben ik 46.

Hoe ouder ik word, hoe heerlijker ik mijn nieuwe leeftijd telkens weer vind. Ik koester mijn leeftijd. Ik omarm alles wat er mee gepaard gaat. Mijn grijze haren die een warrig kapsel vormen door stormachtig weer dan wel mijn stormachtig karakter. De rimpels rond mijn ogen die ik wijt aan mijn gulle lach waarmee ik iedereen probeer te begroeten. De frons die mij nooit mijn zorgen doet vergeten en eerdere woede niet kan verbergen. Minder goed zien wat mijn voorliefde voor verfijnde brillen doet opflakkeren. Zelfs de huid op mijn armen die er na al die jaren intensief en veel te vaak wassen vrijwel niet meer is en nu, bij de eerste echte tekenen van koude, brandt en pijn doet. Van bij het ontwaken tot het slapen gaan.

Ik zie mezelf graag, ondanks mijn gehavend lichaam dat lijdt door een ongeneeslijke ziekte waar je niet aan kan sterven. Smetvrees presenteert het leven op een bedje van miserie. De fleur van mijn leven voelt dan ook eerder verwelkt aan.

Mezelf graag zien is een kunst die een niet te stuiten inzet vergt, maar met de leeftijd steeds gesmeerder lijkt te lopen. En daarom ben ik hier nog. Zelfs na al die ontelbare nachten (jaren aan een stuk) wanneer de uitzichtloosheid nabij was en ik liever niet meer wilde leven. Ik wilde het wel, maar ik kon het niet meer. Of het voelde toch zo aan. Smetvrees drijft je tot het uiterste.

17 jaar van de 46 leef ik reeds als een gevangene van mijn eigen gedachten. Ongevraagd en onaangekondigd verscheen in 2003 een stel wegwerkers in mijn hersenen met maar één doel: de spade bovenhalen om eigenhandig en met een duivels engelengeduld nieuwe hersenbanen te graven. Kronkelende zandwegen die ik aanvankelijk sporadisch, maar met de tijd dagelijks ging bewandelen waardoor ze dieper en dieper uitgesleten raakten en de nieuwe hoofdwegen op de kaart werden. Ondoorgrondelijke wegen met allerminst een scenic view. Van de natuurlijke verbindingen tussen mijn hersengebieden maakten ze verboden rijrichting.

Ergens onderweg dwaalde ik ongewild af. Mijn leven werd geen plezierritje. Toch zorgt het voor onverwachte appreciatie die anderen doet verbazen. Terwijl zij bijvoorbeeld gruwelen van hun leeftijd, hou ik van ouder worden omdat het me rust brengt. De paniek en razernij in mijn ogen is verdwenen. Of minder alomtegenwoordig. Ik laat me minder van de wijs brengen. Ik sta sterker in de ring wanneer mijn ziekte mij knockout probeert te slaan.

Wankel op de benen, maar nog niet gevloerd.

Hoor ik daar de bel voor de volgende ronde? Bring. It. On!