Tagarchief: pandemie

Nougabollen

Kerstavond bij ons thuis was wat het al jaren is: niets bijzonders. Bevroren overschotjes werden uit volgestouwde schuiven van de diepvriezer gehaald. Bij gebrek aan labels hadden we er het raden naar wat het was alvorens het ontdooid was. Altijd spannend! Geduld is het enige wat soelaas bracht. Met elke seconde die wegtikte, verdween een ijskristal op de plastic bewaardozen.

Even spannend bleek de bestelde nougatinetaart bij de lokale patissier afhalen eerder die dag. Mijn tante had ze daar meer dan een week geleden met veel moeite voor ons kunnen bestellen ter gelegenheid van haar verjaardag. De bejaarde man die haar bestelling in de winkel opnam, was niet vertrouwd met moderne technologie en wist amper welke knoppen hij moest aanraken op het touchscreen. Na een telefonische bevestiging door het vertrouwde winkelpersoneel later die dag was mijn tante gerustgesteld. Alles was in orde. Het oppikken van de lekkernij in de ochtend van 24 december was een taak die ze op haar 80ste liever uitbesteedde.

Aangezien ik niet opgewassen ben tegen een niet te temmen en hardleerse mensenmassa die de pandemie een lachertje vindt en Kaatje het fort met onze zes kinderen/poezen bewaakte, was mijn mama de enige overgebleven gegadigde om de winkel binnen te stappen.

Die ochtend pik ik haar met de auto op bij haar thuis in Oud-Turnhout. Het is rustig op de baan. We passeren Bakkerij Goris waar alles zo vlot lijkt te lopen dat er niemand buiten moet wachten. Anders is het aan Keurslager Staes-Van Zummeren waar een gigantische rij mensen i.p.v. te anderhalvemeteren veertigcentimetert. Waarom toch? Ietwat verontwaardigd door zo’n asociale houding komen we op onze bestemming aan. Bij gebrek aan parkeerplaats zet ik me dubbel op de rijweg met mijn vier richtingaanwijzers op actief, uiteraard in de veronderstelling dat bestelling 287 afhalen hooguit een paar minuten in beslag zou nemen. Bovendien geen andere klanten in de handelszaak.

Wanneer mijn mama een kwartier later nog niet terug is en ik ondertussen de woede van enkele haastige chauffeurs in lelijke auto’s op de hals gehaald heb, vraag ik me af of ze de taart nog moeten bakken.

Na nog eens tien minuten zie ik mijn mama met een onvolledige bestelling verschijnen. De Kerststronk van mijn tante en nonkel tekende present, maar van onze taart geen spoor. Het was alle hens aan dek daar. Met man en macht werd gezocht naar de vermiste taart.

Na een speurtocht van het voltallige winkelpersoneel in ware Sherlock Holmes-stijl bleek dat onze nougatinetaart van vier personen per ongeluk in de handen van een andere mevrouw was beland. Die was er in tussentijd vandoor en had ongetwijfeld nog niet gezien dat haar taart van acht personen wel heel klein uitgevallen was.

Het was allemaal de schuld van gelijkaardige familienamen, zo bleek.

Maar geen nood, schreeuwden de dames achter de winkeltoog! Voor alles is een oplossing. Zo had één van de winkeljuffrouwen de mevrouw in kwestie ondertussen opgebeld met het verzoek de taart sito presto terug naar de winkel te brengen. Dan konden ze er ons alsnog plezier mee doen. We moesten zelf geen moeite meer doen om opnieuw tot daar te komen. De lekkernij-die-iemand-anders-al-eens-mee-naar-huis-genomen-had zou aan huis geleverd worden later die dag.

Ik dacht het niet.

Je hoeft geen smetvrees te hebben om te weten dat dit in tijden van COVID-19 geen strak plan is.

Nougabollen dus i.p.v. nougatine op Kerstavond.

Ook goed.

Vingerwijzing

Wat is dat toch met de medemens? Loopt iedereen op de tippen van zijn tenen sinds de pandemie uitgebroken is? Het lijkt wel of elke aardbewoner met de minuut chagrijniger en onverdraagzamer wordt. Zelf word ik er niet bepaald vrolijker van.

We zijn een dinsdag. Ergens in juli. Het is iets na 18 uur wanneer ik terugkeer van Kinemotion. Daar heb ik mijn wekelijkse date met een meedogenloos stel naalden die de verkrampte spieren van mijn rug moeten losmaken. Daarna masseert de hemelse kinesist ze 30 minuten lang in de hoop dat ze niet langer zullen aanvoelen als beton. Tijdens mijn wandeling droom ik nagenietend weg, denkend aan het gelukzalig gevoel dat deeg moet ervaren wanneer het knijpend bewerkt wordt door de handen van de bakker. Ik weet het, beslag belandt in de oven. Maar ik ook na mijn overlijden, so same thing.

Met rasse schreden stap ik huiswaarts. Onderweg merk ik op dat het Turnhouts stadsbestuur een versnelling hoger is geschakeld. Om het gezond verstand van de slapende burger wakker te schudden, werden lantaarnpalen in het centrum voorzien van geplastificeerde borden met langs de ene kant een verbodsbord dat duidelijk maakt dat je in een verboden richting stapt en beter de straat over steekt. De andere kant wordt gesierd door een pijl die de weg wijst en een aanmoediging om op het rechter voetpad te lopen.

Hoe moeilijk valt “Wandel rechts” te interpreteren?
Heel moeilijk zo blijkt.

In een wereld waarin ik me niet van de indruk kan ontdoen dat ik altijd degene ben die op het trottoir plaats moet maken voor mijn tegenliggers verschiet ik van niets meer. Al maak ik me als OCD-patiënt bij elke persoon die mijn richting uitstapt sowieso uit de voeten. Ik hou spontaan afstand uit schrik om aangeraakt te worden, steek over, ga opzij of zet me aan de kant en maak plaats. Mijn ziekte heeft me geleerd om altijd voorrang te verlenen.

Maar toch, het valt op. Waarom is het voor zovelen zo lastig om de straat over te steken en rechts te houden? Te lui om extra meters te maken?

In de laatste rechte lijn naar huis doe nog steeds wat van me verwacht wordt: ik stap op het voetpad aan de rechterkant en wandel, komende van de Grote Markt, voorbij alle even huisnummers in de straat. Iets voor de Beekstraat merk ik een stel goedlachse medeburgers op die duidelijk pret hebben terwijl ze mij tegemoetkomen. Dat ze in de verboden richting stappen verbaast me niet. Dat ze van geen wijken weten ook niet. Ze zijn zich van geen kwaad bewust. De lockdown is voorbij. De teugels worden gevierd. Ik had niet anders verwacht.

Vlug een blik over mijn schouder werpend, kijk ik achterom of er geen aanstormende fietsers op mij afkomen terwijl ik van het voetpad afwijk en de straat op stap om in een bocht om de personen die mij kruisen heen te stappen. Ik zie twee fietsers mijn kant uit komen, op een goeie 30 meter achter mij. Ze hebben een flinke snelheid en een wel getrainde duim die hun luide bel al van ver in gang zet vooraleer daar nog maar reden toe is. I.p.v. af te remmen scheren ze zonder zelf uit te wijken rakelings langs mij heen, een man gevolgd door een onbeschofte vrouw die niet nalaat me met verheven stem haar ongenoegen te laten blijken.

“Loop eens op de stoep, trees!”

Van een beetje fatsoen is nog nooit iemand dood gegaan, denk ik bij mezelf. Ik word met de vinger gewezen. Het triggert zelfevaluatie.

Waarom was ik op de openbare weg? Omdat ik tussen twee vuren stond? Omdat de anderen wandelenden waar ze dat beter niet deden terwijl roekeloze fietsers me met veel plezier op een haar na in de vernieling reden. Was mijn enige optie rechtsomkeer maken? Of stapte ik op straat omdat ik ziek ben en sowieso uit de weg ga voor anderen? Omdat ik graag 1,5 meter afstand houd van anderen waarbij dat nogal moeilijk is op een voetpad dat maar 1,5 meter breed is? Had ik moeten oversteken naar het linker voetpad en in de verkeerde richting moeten lopen? Moest ik opzij gaan en in het afschuwelijk vuile portaal van de leegstaande WirWar stappen om plaats te maken?

Doen wat er verwacht wordt is zo eenvoudig. Verdraagzaam zijn en naastenliefde ook. De last komt met de middelvinger die anderen opsteken naar al wat hen niet aanstaat.

Ik besef dat ik zelf met de vinger wijs. Toch werp ik geen eerste steen. Ik gooi hooguit een Smartie, om dwazen die in mijn ogen het rechte pad verloren zijn in deze mallemolen die de maatschappij is, in de goeie richting te lokken.

Enkele weken later volgde de mondmaskerplicht.
Een mondknevelplicht leek me voor sommigen meer opportuun.


Omslagfoto: Top Gun, 1986

Shop till you drop

De dag begon al vroeg vandaag. Om half 5 meer bepaald. Onder de vorm van een gillende kat die krijste alsof ze twee maanden geen eten meer gekregen had, maakte Stans komaf met onze zoete dromen en liet ze verstaan dat het tijd was om op te staan. Ruim een uur te vroeg wanneer we naar de regelmaat van de voorbije week kijken. Winteruur, weet je wel. En weekends: heeft ze nog nooit van gehoord.

Het abrupte ontwaken zorgde ervoor dat we de slaap niet onmiddellijk meer konden vatten. Er werd naar de smartphones gegrepen.

Vol ongeloof en afschuw kreeg ik de berichten van een dolle menigte die gisteren alle gezond verstand aan de kant geschoven had en het in hun ogen nog broodnodige in huis besloot te halen, onder ogen. Zoals een nieuwe tattoo.

De koopzondag in Antwerpen vandaag, die zou blijkbaar gewoon doorgaan. De die hard shopt till he drops.

Van Covid-19 wellicht binnenkort. Alleen weet hij of zij dat nog niet.

Gouverneur Cathy Berx hoopte dat het hard zou gaan regenen en ik hoopte met haar mee.

Verder zag ik een video van een patiënte in een Vlaams ziekenhuis. Ze had Covid nooit serieus genomen zei ze, maar nu het virus haar te pakken had, leek haar getuigenis tussen de regels door eerder een smeekbede om vergiffenis, haar ogen vol tranen van spijt. Een waarschuwing ook aan alle kijkers, maar zelfkennis moet haar toch geleerd hebben dat die boodschap slechts deels zou blijven hangen, namelijk bij een publiek dat de nodige voorzorgen al neemt. Dovemansoren willen niet horen, mevrouw. Kijk maar eens naar de live beelden van de webcam op de Meir.

Straks komt, net als spijt, altijd te laat, zei mijn moemoe zaliger altijd.

Voor we nog even besloten in te dutten, wees K. me op een Facebookbericht. Een oproep van een jonge vrouw:

Zijn er nog mensen die heel erg bang zijn van corona en daar over willen babbelen af en toe?

De reacties waren hallucinant. De dame gooide haar vrees zomaar op straat en op een paar steunbetuigingen na ontaardde alles in een discussie over het wel of niet bestaan van virussen, het manipuleren van cijfers en commentaar waar mevrouw niets aan heeft: “Je moet alles in perspectief plaatsen hoor. Leer eens relativeren.” En verder maar met modder gooien naar mekaar.

Mijn eigen leven wordt al jaren getekend door angst. Het drijft me verder en verder weg van de maatschappij. Het deed me afstand nemen van anderen, van hun roekeloos ondoordacht gedrag. Het stemt me droevig, maar heeft me ook zoveel geschonken. In alle eerlijkheid denk ik dat ik er een mooier mens door ben geworden. Of geworden ben wat ik nooit dacht te kunnen worden.

Nog een paar uur en de lockdown is er. Ik keek er al zolang naar uit. Het is alles wat ik wil.

Ondertussen regent het oude wijven met klompen aan.

Geslaagd regendansje, Cathy.